First section/part one/ prelude to…..

Weer een stapje verder met de totstandkoming van mijn ‘multi panelled’ werk Me My Selfie & I. 

Dit is eerste combinatie van portretten waarvan ik denk dat ze goed samengaan. Heel wat eerdere portretten zijn inmiddels gesneuveld. Ik kam het hele internet af voor selfies en wat blijkt, heel veel selfies zijn te vlak om een spannend portret mee te maken. Vaak overbelicht, weinig contrast of schaduw. De meeste zijn door een filtertje getrokken waardoor alle oneffenheden zijn verdwenen. In eerste instantie overwoog ik ook gewoon mee te gaan in het vlakke maar ik heb toch een expressieve basis nodig om ook lekker te kunnen schilderen, lekker aan te kunnen zetten. Zoals ik het nu bezie ga ik toch in blokken van 3 bij 3. In ieder geval 2 maar wie weet meer. Dat hangt dus heel erg af van wat ik nog kan vinden iets wat, wat toevoegt aan het beeld. We’ll see.

The first combinations of portraits were I could approve off, I think. I feel they go well together. Quiet some portraits are eliminated in the meanwhile. I comb the web thoroughly for new selfies and guess what, lot of them are to smoothed to create an expressive portrait. Often overexposed and an absence of contrast and shadows. Most portraits are processed by a photo-filter, and by doing this al unevenness disappeared. At first I decided to go along with this flat portraits but now I realize, I need an expressive base to work well, to paint well. As it seems at the moment the formations of 3 by 3 pieces works well clustered. So for now this one is complete, apart from the finishing touch it gets in the end > if there is one > if it needs one. And formation 2 (maybe 3) will follow. We’ll see.

 

 

 

Prelude to ‘ Me Myselfy and I’ 02

Een maand of anderhalf geleden ben ik gestart met een meerluik (tot nu toe 16 stuks) van vierkante (Instagram maat) selfie portretten. Aanvankelijk was het de bedoeling om er in max 3 werksessies, van pakweg een uur per portret, aan te werken. Toen ik er mee startte dacht ik daar mee weg te komen. En de verademing om weer even portretjes te mogen maken gaf het gevoel vleugels te hebben. Maar een portret maken is verraderlijk. Sowieso een schilderij maken is een verraderlijk iets. Je zou denken dat je je ambacht na een x aantal jaar wel hebt gemastered. Maar elke keer stap je vol overgave in de zelfde valkuilen om daarna weer een eureka momentje te beleven. Aha, ja zo was het, dit is wat ik altijd doe. Je bent zo bezig met proporties, gelijkenis en levendigheid dat je soms het ware schilderen uit het oog verliest. Het lekkere smeren en kliederen, vegen en weg schilderen, lekker lomp met een grote kwast als was je aan het beeldhouwen, is pielen met een penseeltje bang om een fout te maken. Een gevolg kan zijn dat het portret te glad of te popperig worden. Dat wil je niet maar dat moet je dan toch eerst weer even ontdekken. Bijna alle schilders die ik ken herkennen zich hier in. Het is altijd een soort gevecht. De opzet gaat lekker, je voelt je meester over de situatie, dat was de schetsfase ( :. dan komt er een soort tussenfase, zeg maar een periodiek vagevuur, waarbij je de lossigheid van de schets kwijtraakt en opzoek gaat naar de rake klappen. Je verliest je in details, je komt er niet uit, laat het een nachtje rusten, besluit hele stukken bruusk over te schilderen, ook dat ene goeie stuk (kill your darlings), er ontstaat chaos, dan ga je weer lekker schilderen….de rommel is net wat je nodig had om het spannend of goed te maken. Een andere eeuwige strijd, waar beeldhouwers geen last van hebben, is kleur. Dat moet precies juist zijn anders is het rond uit vloeken in de kerk. Wanneer is het precies juist? Nobody knows, de eenzame strijd van de schilder. Maar om af te ronden, ik heb afgelopen week geloof ik een aha moment gehad en voel ik nu echt welke kant het op moet gaan. Misschien verander ik nog wel weer van inzicht, maar voor nu voelt dat zo. Bijwijze van experiment zet ik elke keer een ‘voor dat moment’ klaar portretje op instagram, in zijn eigen vierkante keurslijfje, home of de selfie, waar ik ze ook allemaal in eerste instantie afgeplukt heb. De portretten hebben de naam ‘prelude to’ en dan een nr. Ze zijn dus pas af als het hele raam met 16 portretten af is dus worden ze soms alweer vervangen door een improved versie. Eigenlijk net als de selfie makende mens, blijven schaven en sleutelen in de hoop op dat ene perfecte beeld. Ik ben blij dat dit niet over mij gaat ( :

Vindt je het leuk om te volgen check dan:https://www.instagram.com/maoatelier007/

Zwolle v.s Berlijn < Het pareltje en ongepolijste diamant

Afgelopen week ben ik samen met mijn vriend Erik en zijn twee zoons Yuan en Kay naar Berlijn geweest. Berlijn is als een grote eigenzinnige maar gemoedelijke reus die je met beide armen omarmt. Ik wil even op Berlijn en haar ‘ruwe’ ongepolijste kant inzoomen omdat de zoektocht naar de Zwolse rafelrand en haar creative industrie weer helemaal actueel is en ik in Berlijn toch een mooi rolmodel zie. Je moet durven dromen toch! Aim high-

Ik heb 13 jaar een atelier gehad in een voormalige authentieke Zwolse rafelrand, DOAS. Wat daar zo bijzonder aan was liet zich destijds soms moeilijk uitleggen aan de gemeente. DOAS was een broedplaats die on-georkesteerd is ontstaan, zonder plan, zonder directie. een mierenhoop van creatieven, nomaden en levenskunstenaars. Een samengaan van mensen die verbonden werden door de plek en de wens er iets gaafs van te maken. Daarnaast was het een vrijplaats waarin ruimte was voor ambitie, dromen en festiviteiten. De aanblik van het complex bezorgde sommige Zwollenaren buikpijn, een rommeltje, chaos, oncontroleerbaar en grillig en weer anderen vonden het geweldig. Ik heb me, samen met een heel aantal andere broedplaats gebruikers, altijd hard gemaakt voor het bestaansrecht van zo’n plek.  De naam Richard Florida is meer dan eens gevallen om ons creative kapitaal te onderschrijven. Maar de systematiek van het echte kapitalisme, de meetlat waar alles steeds meer aan afgemeten wordt, staat een plek die niets kost, maar ook niets oplevert in m2 niet toe. Het past simpelweg niet in ons denkpatroon. Grond = geld.

In het kort komt het betoog van Richard Florida hier op neer: Neem een willekeurige min of meer verpauperde wijk in een stad. Veel leegstand, weinig leven op straat en weinig perspectief voor haar bewoners. In dit soort situaties zie je dat er een toestroom is van creatieven, kunstenaars, muzikanten, theatermakers, starters. Die voelen zich aangetrokken door het bohemien karakter en ietwat anarchistische karakter van zo’n gebied en hebben vaak een wat lager inkomen maar wel behoefte aan werk/leefruimte. Er ontstaat een bonte mix van mensen en culturen, er komt leven in de wijk en er ontstaan spontaan nieuwe initiatieven die op hun beurt weer een aanzuigende werking hebben op de hippe maar wel kapitaal krachtige stadsbewoner en toerist. Die komt daar zijn geld uitgeven, winkelen, zijn kunst kopen, uitgaan enz enz. Zodra het hippe etiket gevestigd is willen de  hipster en de yup (sorry voor de container begrippen) daar ook wonen en binnen de kortste keren schieten de prijzen van de huizen in zo’n wijk omhoog (marktwerking). Uiteindelijk verlaten de kwartiermakers de plek weer en gaan op zoek naar het volgende onontgonnen gebied. Het is een soort wetmatigheid. Florida benoemde dit omdat dit aantoont dat de creatieven wel degelijk een economische factor van belang zijn, maar dat deze geldstromen aan het directe zicht onttrokken zijn, het is iets van de lange termijn. Maar de directe winst zit al in de leefbaarheid en aantrekkelijkheid die de creatieven in hun kielzog hebben meegenomen, laat staan een levendig cultureel leven.

Nu kom ik even terug op Berlijn; Ik was in 1988 (voor de val van de muur) voor het eerst in Berlijn daarna nog een keer in 1991 (na de val van de muur) en vond het beide keren fantastisch en uber interessant. En nu zomer 2017 weer terug en ik was heel benieuwd hoe ik Berlijn nu zou ervaren. Het klinkt overdreven maar mijn hart gaat gelijk open. Berlijn leeft, ademt, pulseert, shockeert, daagt uit, is mooi van lelijkheid, is toch ook wel mooi en zoals ik eerder zei, een groot goeiig monster met vele koppen. We zijn bijvoorbeeld in kunstraum Kreuzberg Bethanien geweest, een voormalig diaconessen ziekenhuis aan Mariannenplatz. Een onvoorstelbaar groot complex met atelierruimtes, expo ruimtes,restaurants, stadsnomaden en veel meer. De expo; “Born in the Purple” (Who has the right for future shelter) Super professioneel, strak ingericht, bijna museaal in combinatie met het totaal niet aangeharkte, opgelapte, mooi gemaakte rest van het complex. Er is niet iets van gemaakt, het is. Dat is geloof ik de schoonheid ervan. Er is geen planoloog of ruimtelijke-ordenaar die hier mee aan de slag is gegaan, het lijkt gegroeid als een levend organisme. Love it.

Zo hebben we op diverse andere plekken in de stad dergelijke ruwe juweeltjes gezien zoals o.a. de Holzmarkt a/d Spree. Er zijn stevige casco’s neergezet door ?. Deze casco’s zijn op geheel eigen en organische wijze tot een waanzinnige ongrijpbare plek geworden. Ik droom wel eens over zulke bouwsels, waar achter elke kamer weer een andere kamer zit, trapje op trapje af, eindeloos veel verschillende atmosferen waar geen einde aan lijkt te komen. Ik hou van deze dromen omdat ze avontuurlijk zijn en eindeloos veel opties bieden. Nou zo iets dus maar dan in het echte leven. Cafe, haarsalon, werkplaatsen, ateliers terras, hangplek alles is hier op een totaal niet geregisseerde manier terecht gekomen en het zegt welkom, relax, this is life as it suppose to be.

De Zwolse paradox Zwolle zoekt haar DNA en identiteit waar het gaat om kunst en cultuur. Waarom zoekt ze? En waar is het dan gebleven? Aan de Zwolse creatieven ligt het niet, die zijn er genoeg en van goeie kwaliteit. Daarnaast hebben we ook nog eens een paar culturele succes kanonnen.  Maar we hebben geen spannende rafelranden, geen bijzondere artistieke infrastructuur, geen gekke vrijplaatsen en nagenoeg geen alternatieve (kunst) podia. Hoezo niet? DOAS is gelegaliseerd en opgeknapt en ondanks dat dat een architectonisch succes te noemen is en moedig ondernemerschap is het geen rafelrand meer. R 10 is ophouden te bestaan en nog een heel aantal andere rafelrandige locaties zijn ophouden te bestaan. Daar gaat ontwikkeld worden, er komt niks voor terug en onze echte stadse rafelranden zijn aan het opraken. Onze wethouder heeft het adagium niet in stenen te investeren. Maar wie in stenen durft te investeren,investeert op termijn in mensen, in cultuur, in toerisme en op den duur in uitstraling. De titel van mijn blog is ‘het pareltje en de ongepolijste diamant’ dat dekt de lading naar mijn mening best wel goed, ik zie Zwolle als een glanzende parel, ze wordt elke dag gepoetst en ze glimt mooi maar er is altijd de angst dat er krasjes op komen, in vergelijking tot Berlijn, deze steen is ook kostbaar maar ruw en ongepolijst, het zit vol krassen en butsen, dat wordt zo gelaten want er zullen toch weer nieuwe bijkomen.. . Iets meer lef, laissez- faire en ondeugendheid zou Zwolle goed doen. A bit more Berlin makes a world of difference!